Slapen zonder zorgen
14 september 2023Verdiepingsavonden Christelijk Geloof
23 september 2023Wie volgt Lászlo op?
Gedachten bij de week door ds. Wim Vermeulen
‘Waar zet jij je talent in?’ Afgelopen zondag was dat de vraag die ons werd gesteld bij de zogenaamde ’tijdcollecte’. In de Jacobikerk is altijd wat te doen, het verloop is zoals je weet best groot, dus vacatures genoeg. Heel mooi als je het briefje invulde en zo duidelijk maakte dat je graag iets wilt betekenen voor de (missie van) de gemeente. Sinds het overlijden van Lászlo hebben we ook een vacature voor straatkrantverkoper. Die stond niet op het briefje. Toch is het een vraag die me bezighoudt: wie volgt Lászlo op?
Als je dat een oneigenlijke vraag vindt, begrijp ik dat. Toch houdt het me bezig: stond Lászlo daar zondag aan zondag vooral voor zichzelf en zagen we hem vooral als iemand die óns nodig had, of is het misschien ook andersom en hadden ook wij hém nodig? Als dat laatste het geval is – en ik geloof dat het zo is – hebben we inderdaad een serieuze vacature.
Tijdens de rouwsamenkomst in de Aloysiuskerk heb ik voor de aanwezigen geprobeerd uit te leggen wat Lászlo in zijn wekelijkse verschijning bij de poort van de Jacobikerk voor mij heeft betekend. Voor mij geldt dat ik hem niet kon groeten zonder aan Jezus’ gelijkenis over de rijke man en de arme Lazarus te denken. In termen van de gelijkenis is het duidelijk: ik ben de rijke man en naast mijn poort zit de arme Lászlo. Je kunt dat natuurlijk met de gelijkenis in de hand ook weer meteen netjes nuanceren. We hebben bijvoorbeeld als gemeente Lászlo nooit zo genegeerd als de rijke man in de gelijkenis Lazarus negeerde. We hebben juist met elkaar gedaan wat we konden. En we hadden misschien wel meer voor Lászlo willen doen, ware het niet dat …. (vul maar in).
Maar ook als dat waar is, blijft de gelijkenis me bezig houden. De gelijkenis laat me ook in de spiegel van het Koninkrijk kijken, waarin God zich ontfermt over hen wiens leven volgens de maatstaven van de wereld als mislukt gold. Marti Túski, een vriendin van Lászlo en ook predikant, stelde in de Aloysiuskerk een soortgelijke vraag. ‘Hoe hebben we naar Lászlo gekeken?’, vroeg ze zich hardop af. Als iemand die hulp nodig had, of als iemand die anderen hielp? Zelf had ze verschillende keren ervaren dat Lászlo háár geholpen had.
In materiële zin hadden we in de Jacobi weinig van Lászlo nodig. In geestelijke zin des te meer. We zijn in hem dan ook iemand verloren die ons in Jezus’ naam een spiegel voorhield. Ik denk dus echt dat we een serieuze vacature hebben, en ben oprecht benieuwd hoe we daarin gaan voorzien. Iemand enig idee?