Het beste eten
18 oktober 2024Kerkenraadsreis naar Bonn
1 november 2024“Je weet toch wat de Heer van je wil?”
Gedachten bij de week door ds. Wim Vermeulen n.a.v. Micha 6:8
Dit weekend is de kerkenraad op bezoek in Bonn. We zijn te gast bij de Lutherkirchengemeinde, die vorig jaar een bezoek aan ons brachten. Voor de dienst op zondag is mij gevraagd om een stukje van de preek te verzorgen. De tekst die centraal staat is deze: ‘Hij heeft U bekend gemaakt, o mens, wat goed is. U weet wat de HERE van U wil. Niet anders dan recht te doen, barmhartigheid te betrachten en ootmoedig te wandelen met uw God’. Hoe klinken – zo werd mij gevraagd – deze woorden vanuit jullie perspectief en zou je daarover iets met ons willen delen? Hieronder mijn poging…
“Het is maandagavond, rond een uur of kwart over zeven. Als gezin hebben we gegeten, we hebben tijd en aandacht voor elkaar gehad, muziekles en huiswerk gemaakt, en ik vind dat het voor de jongste tijd is om naar bed te gaan. “Kom”, zeg ik, “naar boven. Uitkleden, wassen, als je een beetje opschiet is er nog tijd om een verhaal voor te lezen.” Als ik tien minuten later naar boven ga, is er nog weinig gebeurd. Ja, ze heeft zich uitgekleed, maar nog geen pyjama aangetrokken. Bovendien liggen er allerlei kledingstukken verspreid door de kamer en niet netjes op een stoel zoals de bedoeling is. Ja, ze heeft wel schoon ondergoed aangetrokken maar zich niet gewassen, want de wastafel is nog helemaal droog. En alles gaat zo verschrikkelijk langzaam…
Al snel gebeurt wat ik me nog zo voorgenomen had om niet te doen. We belanden in een stevige discussie. “Je weet toch wat de bedoeling is bij naar bed gaan?”, zeg ik een beetje nijdig? “Waarom moet ik elke dag alles tien keer zeggen? Als jij gewoon doet wat je moet doen, zou het veel gezelliger zijn! En we houden veel meer tijd over voor het voorlezen!”
‘Je weet toch wat ik van je wil….’ Ik lees Micha 6:8 en ik hoor mezelf praten. “Je weet toch wat ik van je wil? Waarom moet ik alles tien keer zeggen? Als jij gewoon doet wat je moet doen, zou het veel gezelliger zijn! En we zouden veel
meer tijd overhouden voor het voorlezen!”
Maar ik besef: in Micha 6:8 zijn de rollen omgedraaid. Niet ik ben degene die zegt: ‘Je weet toch wat ik van je wil….’, Nee, het wordt tegen mij gezegd. Ik besef ineens dat ik het kind ben dat inderdaad heel goed weet wat de bedoeling is, maar het gewoon niet doet. Ik besef ineens dat ik degene ben die de leuke tijd die er zou kunnen zijn verpruts door mijn trage en slordige gedrag. Ik besef ineens dat ik degene ben die God nog veel vaker tot wanhoop drijf dan mijn dochter mij.
Al mediterend over deze woorden uit Micha 6 besef ik ook dat het iets over mijn traditie en mijn spiritualiteit zegt, hoe ik deze woorden lees. Juist de reformatorische traditie heeft altijd een scherp oog gehad voor de diepe en donkere kanten van het mens-zijn. Ik weet wel wat de HERE van mij wil, maar ik wil het niet weten. Voor de verzuchting van de apostel Paulus: ‘Het goede dat ik wil, dat doe ik niet, het kwade dat ik niet wil, dát doe ik’. Ik beschouw dat als een grote kracht van onze traditie. Het evangelie is geen moraalpraatje, maar een medicijn. De kerk is geen school voor
wereldverbeteraars, maar een ziekenhuis voor vleugellam geslagen zielen.
Ik denk dat dat Bijbelse grondbesef in het leven van de Jacobikerkgemeente en in de prediking nog altijd doorklinkt. En dat dat ook veel mensen naar de Jacobikerk trekt en dat het zelfs missionaire potentie heeft – om het even zo te zeggen. In de Jacobikerk mag je thuis komen bij God, die jou beter kent dan je jezelf kent. En die je zelfs dán nog niet laat vallen. Dat is genade.
Tegelijk zit er nog een andere kant aan deze woorden van Micha. Want ook al vind ik het moeilijk en val ik mezelf tegen, wat God van mij wil blijft wel staan. Ook in positieve zin. Het is geen geheim, geen black box, wat goed is. Het is ons bekend gemaakt. Recht doen, weldadigheid liefhebben, ootmoedig wandelen met God. Drie dingen. Niet meer, niet minder.
Als ik dat over het hoofd zie, kom ik voor ik het weet in de buurt van wat Bonhoeffer ‘goedkope genade’ noemt. Geloof dat leeft van genade – en terecht! – maar vergeet dat de genade om navolging vraagt. Dat blijft dus wel een uitdaging. Recht doen in een wereld die steeds anoniemer en onpersoonlijker wordt, en niet geloven dat je dat straffeloos aan techniek kunt overlaten. Barmhartigheid liefhebben, ook als dat moeite kost en je als kerk uitgedaagd wordt om buiten je comfortzone te treden. En last but not least: ootmoedig wandelen met God. Zonder de verbogen omgang met de Here houden we het in deze schrale tijden niet vol.
Maar met Hem kunnen we de toekomst tegemoet. Kome wat komt.