“De vreemdeling binnen uw poorten…”
16 augustus 2024De ogen en oren van je hart
30 augustus 2024Aan tafel (z)onder voorwaarden
Gedachten bij de week door ds. Wim Vermeulen
Afgelopen maandag stuurde iemand uit ons midden me onderstaande mail. Omdat het zomaar zou kunnen dat dit thema ook jouw thema is, deel ik – uiteraard geanonimiseerd – onze conversatie….
Goedemorgen Wim,
Volgende week wordt weer het Heilig Avondmaal gevierd. Gisteren hebben wij ons daarop mogen voorbereiden. In het verleden ging ik graag naar het Heilig Avondmaal omdat ik overtuigd was dat iedereen welkom is aan de Tafel van de Heer. In de kerk waar ik ben opgegroeid, waren zelfs kinderen welkom (en kregen druivensap i.p.v. wijn) omdat Jezus heeft gezegd “laat de kinderen tot mij komen”.
De laatste jaren kom ik liever niet in de kerk als het Heilig Avondmaal is. Dit heeft te maken met de eisen gesteld in het avondmaalformulier. De eisen “heb ik van harte berouw over mijn zonde waarmee ik God en mijn naaste kwets” en “ben ik oprecht bereid om God te dienen in de kracht van de Heilige Geest” zijn toch onmogelijk.
Hoe kan je van harte berouw hebben van zonde waarvan je het bestaan niet weet? Dat kan toch niet? Hoe kan je God oprecht dienen in het alledaagse leven. Er zijn heel veel momenten dat ik druk ben en niet aan God denk. God oprecht dienen is dan toch ook niet mogelijk?
Hartelijke groet!
Goedemiddag!
Om te beginnen: wat goed dat je dit aan de orde stelt! Een paar dingen die bij me opkomen na het lezen van jouw bericht.
- Het Heilig Avondmaal kent vele aspecten en kanten die –idealiter– zo rijk geschakeerd als mogelijk aan de orde komen in vieringen. In de praktijk komt het er vaak op neer dat in een bepaalde kerkelijke traditie een of enkele van deze aspecten (alle) nadruk krijgen. Dat kan bijvoorbeeld het “Laat de kinderen tot mij komen” zijn, of juist de nadruk op onze zonden en tekortkomingen, of (meer in RK kringen een gevaar) de nadruk op het “juiste” uitvoeren van het ritueel. Idealiter, zoals gezegd, komen in de avondmaalspraktijk in de gemeente verschillende aspecten evenwichtig aan de orde. Om die reden zou ik dus bv. het “laat de kinderen tot mij komen” en het zelfonderzoek (jij noemt het “de eisen”) niet tegen elkaar willen uitspelen. Het is allebei van belang. (Over de deelname van kinderen aan het avondmaal kunnen we nog een lang gesprek voeren. Ik ben daar niet tegen, maar ook als het daarover gaat moet je wel verschillende zaken tegen elkaar afwegen. In de Jacobi worstelen we daar wel een beetje mee en ook de huidige praktijk (geen deelname, wel participatie in de lopende vieringen) is een compromis).
- Ik denk zelf dat “onze” traditie goed gezien heeft dat een gezonde vorm van zelfonderzoek tot de heilzame onderdelen van een christelijk leven behoort. Natuurlijk weten wij allemaal dat we God niet zo toegewijd en oprecht dienen als heilzaam voor ons zou zijn. Maar de vraag is of we ermee op zouden schieten om het zelfonderzoek van tijd tot tijd als “steentje in onze schoen” te verwijderen. Dat doen we t.a.v. het huwelijk (gelukkig!) ook niet. De vragen waar je tijdens een huwelijksdienst “ja” op zegt, ga je ook onmogelijk waar maken. En toch zeg je het, want het is een verlangen, een intentie. Zo zou je ook met het zelfonderzoek voorafgaand aan het Heilig Avondmaal om kunnen gaan. We kennen onze onvolkomenheid, maar leggen ons daar niet bij neer.
- Verder lijkt het me heel belangrijk om te bedenken dat het zelfonderzoek ons niet wil terugwerpen op onszelf, zoals jij lijkt te suggereren als je stelt dat je geen berouw kunt hebben over zonden waarvan je het bestaan niet weet. Dat klopt. In dat verband lijkt me Psalm 139:23-24 van belang. Ook hier geldt: dat is bedoeld om onszelf open te leggen voor God, niet om een paniekerige zoektocht naar een verborgen zonde op gang te brengen. Dan zijn we namelijk met onszelf bezig, terwijl het omgekeerde de bedoeling is. In een klassieke tekst over het avondmaal, wordt t.a.v. het zelfonderzoek het volgende gezegd: “Maar dit alles wordt ons, geliefde broeders en zusters, niet voorgehouden om de verslagen harten van de gelovigen te ontmoedigen, alsof niemand tot het Avondmaal des Heeren zou mogen gaan dan wie zonder enige zonde is. Want wij komen niet tot dit Avondmaal om daarmee te tonen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn. Integendeel, omdat wij ons leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, belijden wij daarmee dat wij midden in de dood liggen. Wij erkennen dat wij nog vele zonden en gebreken in onszelf aantreffen, namelijk dat wij geen volkomen geloof hebben, en ons er niet toe zetten God met zo’n ijver te dienen als wij behoren te doen, maar dagelijks strijd hebben te voeren met de zwakheid van ons geloof en onze verderfelijke begeerten. Ondanks dit alles, omdat wij door de genade van de Heilige Geest van harte bedroefd zijn over zulke gebreken en wij verlangen tegen ons ongeloof te strijden en naar alle geboden van God te leven, zullen wij er nochtans ten volle van verzekerd zijn dat geen zonde of zwakheid die nog tegen onze wil in ons overgebleven is, ons kan verhinderen dat God ons in genade aanneemt.” Dat is natuurlijk een beetje oude taal, daarom gebruiken we deze tekst in de Jacobi ook niet meer, maar de bedoeling lijkt me op zich helder en ook mooi.
- Tot slot: tekst is geduldig en op zich goed om nog eens te kunnen herlezen, maar dit soort dingen komen het beste tot hun recht in een persoonlijk gesprek. Voel je vrij om hier nog (eens) op terug te komen! Voor nu helpt bovenstaande je hopelijk om je conclusie dat het HA “niet voor jou bestemd is” nog eens te heroverwegen.
Hartelijke groet!