Je leven geven voor je vrienden
22 maart 2024
Een weg door de dood
5 april 2024
Je leven geven voor je vrienden
22 maart 2024
Een weg door de dood
5 april 2024
Laat alles zien

Christus Overwinnaar

Gedachten bij de week door ds. Wim Vermeulen

In mijn boekenkast staat een klein, fascinerend boekje met als titel ‘Paasmorgen’, dat ik ieder jaar rond deze dagen tevoorschijn haal. Het is geschreven door Frits van der Meer (1904-1994), rooms-katholiek priester en groot kenner van het vroege Christendom en de klassieke oudheid. In het boekje mediteert Van der Meer bij een Byzantijnse Paasikoon (hier te zien). Van der Meer probeert zich Christus’ nederdaling ter helle en Zijn overwinning op de machten van de dood in te beelden. Hij doet dat zo betoverend dat ik het nauwelijks met droge ogen kan lezen. Graag deel ik een paar fragmenten uit het boekje. Neem vandaag of morgen een moment voor jezelf, zoek de stilte en verwonder je. Jezus leeft. Gezegend Pasen toegewenst!

‘De zon was nog niet op, en reeds riepen wij met schallende stemmen voor de poorten van Hades: ”Doet open uw poorten, vorsten des doods, dat inga de koning der glorie!”. Een woedende stem riep terug: ”Wie is de koning der glorie?” Wij zongen: ”De Heer onzer heerscharen, Hij is de koning der glorie!” En ineens was Hij daar, met de trofee van zijn kruis. Een jonge, haveloze man sprong achter hem aan – spijkergaten in handen en voeten. Met het teken van het kruis stootte Hij aanstonds aan de duistere poorten en de deurvleugels vielen in kruisvorm over elkaar aan zijn voeten. Het was alsof hij over een ophaalbrug een oude vesting binnenstormde: – reeds stortten de twintigduizend jaar oude helledeuren donderend in het ravijn, de sluitboom plofte er achter aan, krakend als een oude lork die door het weerlicht van een berg wordt gerukt. Nog hoorde ik Hades met zijn hese stem roepen: ”Wee ons! Dat is degene die elf dagen geleden een naam riep, waarna de schim Lazarus als een torenvalk uit mijn spleten vloog, niets hield hem tegen en hij kwam niet terug!”. Nog hoorde ik hem schimpen tegen satan: ”Onwetende! niet herkend heb jij de sterkere, die van de tinnen des tempels, die van de zwijnen der Gerasenen! Niet bewaakt heb jij ons erf!”

En toen, broeders, stroomde voor het eerst licht in de hooggewelfde grotten. En wat zagen wij! Myriaden bleke schimmen vingen plotseling licht, ontvingen terzelfdertijd vorm, kleur en leven: ontwaarden verbijsterd eerst Hem, en dan elkaar. Ik weet niet hoe, maar als vanzelf weken zij uiteen in twee zeeën van schimmige mensen, met een pad er tussen, zoals het pad der kinderen Israels tussen de watermuren van de Schelfzee. Door dat middenpad, schitterend en alles verlichtend en toch licht en moeitelos, ijlde de Heer. Noch rechts zag hij noch links, Hij schreed recht vooruit, steeds verder de menigten der eeuwen in, door een levende tunnel van miljoenen. Aller ogen hingen aan zijn gelaat, aan zijn teken; dan, als Hij voorbij was, aan zijn gestalte met de licht wapperende koningsmantel en de dunne sandalen. Voort snelde hij, tot Hij eindelijk, aan het uiterste einde van de onderwereld, zich vooroverboog en een negenhonderjarige grijsaard die te oud was om op te staan, met zijn rechterhand tot zich omhooghief. Toen deze naast hem stond, zagen allen hem: de Eerstgevormde, in wien allen waren gestorven. ”Leven, hoe zijt Gij gestorven?” fluisterde Adam, ik hoorde het. Maar reeds kuste de Heer de wang van zijn moeder Eva, de gerimpelde, en vertelde haar van haar gezegende dochter – onze koningin (ik hoorde het, ze spraken Hebreeuws). En vanaf dat ogenblik voer Hij als een windvlaag, nee, veelmeer als een zonlicht – ik weet niet hoe – door gans de oude mensheid. Als een levende tempel rees, in het midden van de ontelbaren, de groep van het geliefde volk: ik zag de levieten, de witte gewaden; reeds klonk een begin van het grote Hallel, en zie, temidden der koningen greep David in de snaren van het psalter!

Maar, wonder der wonderen, ook anderen – gerechten uit het heidendom – herkenden Hem! Allen herkenden íets in hem. Ja, wie zou het geloven, zelfs de Grieken, die toch immer meer de wijsheid zochten dan hun Schepper, en alles plachten af te meten naar mensenmaat, gingen de ogen open.

Eenmaal nog blikte ik omlaag in de afgrond waar de poorten der hel nasmeulden, zocht toen in de woelende myriaden tot ik Simson ontdekte met zijn wederom lange Nazireeersharen en nieuwe ogen: en mij dunkt, hij en ik dachten aan hetzelfde teken: aan de poorten van Gaza, en de in tweeen gescheurde leeuw des doods. De Hades stroomde leeg. De kinderen Israels zongen en in het lege dodenrijk stond de trofee des kruises….

 

(Fragmenten uit: Frits van der Meer, ‘Paasmorgen’, Utrecht/Antwerpen 1959, pp. 27-40) 

Geverifieerd door ExactMetrics